Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

smoeren

betekenis & definitie

(smoerde, heeft gesmoerd),

1. langzaam gaar koken; smoren. Vis lekker gebakken, met een vleugje zuuroranje , zout en peper. Mooi gebraajen, mooi gesmoerd (Cairo 1980b: 126).
2. weken (wasgoed). Dan werk je 's avonds en soms na middernacht als een razende aan de hemden , die al de hele dag in de Biotex hebben liggen smoeren (Shrinivasi 1968: 34).
- Etym.: Vgl. AN smoren = o.m. gaar koken in een afgesloten pan; ook in andere bet. is sprake van een langzaam en verstikt proces. S smoeroe.

< >