Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

schusterdruif

betekenis & definitie

(de, -druiven), (uitspr. sjoes’ter-),

1. gekweekt, laag boompje met bijna cirkelronde bladeren, lange trossen van witte bloempjes en ronde vruchten, oorspr. uit andere delen van tropisch Amerika (Coccoloba uvifera, Mierenhoutfamilie). Ook van de wortelbast [van goejave] wordt bij buikaandoeningen eenzelfde gebruik gemaakt, vaak samen met de bast van schusterdruif (May 25).
2. de eetbare vrucht van deze plant.
- Etym.: De vrucht, die eerst groen en later paars is, lijkt op een wijndruif (zie -druif). Er lijkt sprake te zijn van vernoeming naar een persoon die Schuster heette; deze naam komt nog heden in Suriname voor. Vervorming van D ‘Schwester' (= zuster) is een andere mogelijkheid.

< >