Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

bast

betekenis & definitie

(de, -en), (ook:)

1. schors van een boom. Ook: boombast (zie Cairo 1977: 44).
2. schil van een vrucht. Samenst. o.m. sinaasappelbast (zie Cairo 1979a: 64).
-Etym.: Bet. 1 komt ook voor in AN; in Sur. wordt het woord ‘schors’ echter zelden gebruikt. In bet. 2 in AN alleen nog gebr. voor een harde schil (bolster) als van een noot of een kastanje.

< >