(het, -en), (hist.) loos kanonschot op het Fort Zeelandia dienende als tijdsein van 20.00 uur voor Paramaribo en omstreken. Het nachtschot was nog niet gevallen en de overste wachtte nog op zijn kop koffie, 't Moest nog zeven slaan.
Hij was een man van de klok (van Schaick 1866: 45). - Opm.: Het fs van vóór 1810 tot 1913 in gebruik geweest.
-Syn. avondschot.
-Zie ook: morgenschot, ochtendschot, middagschot, schot.