Nachtschot
o. (-en), (zeew.) schot om aan te kondigen dat de nachtwachten beginnen; seinschot des nachts.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-en), (zeew.) schot om aan te kondigen dat de nachtwachten beginnen; seinschot des nachts.
Getty Research Institute (1990)
nachtschot - Deursloten die actief in beide richtingen moeten worden bediend door een sleutel of een hotelknopslot om te draaien.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J. van Donselaar (1936)
(het, -en), (hist.) loos kanonschot op het Fort Zeelandia dienende als tijdsein van 20.00 uur voor Paramaribo en omstreken. Het nachtschot was nog niet gevallen en de overste wachtte nog op zijn kop koffie, 't Moest nog zeven slaan. Hij was een man van de klok (van Schaick 1866: 45). - Opm.: Het fs van vóór 1810 tot 1913 in gebru...
J.H. van Dale (1898)
Nachtschot o. (-en), (zeew.) schot om aan te kondigen, dat het dagwerk verricht is; seinschot des nachts; ...SCHUIF, v. (...ven); ...SCHUIT, v. (-en), veerschuit, die ’s avonds afvaart om ’s morgens ter plaatse harer bestemming te zijn; — (fig.) met de nachtschuit komen, laat komen; (ook) nieuws vertellen, dat iedereen reeds weet...
Jacob van Lennep (1865)
z.n.o. - Schot, dat aan boord van groote schepen gelost wordt, om aan te kondigen, dat het werk van den dag verricht is. Elken avond te acht ure doet de vlootvoogt het nachtschot.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: