Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

avondschot

betekenis & definitie

(het, -en), (hist.) loos kanonschot op het Fort Zeelandia dienende als tijdsein van 20.00 uur voor Paramaribo en omstreken. Eer 't avondschot gevallen was, gelijk wij terloops reeds meldden, was ook Betsy’s lijden beëindigd (Van Schaick 1866: 199).

Etym.: Oudste vindpl. Lammens 1822; 1982, 31. Opm.: Het a. is van vóór 1810 tot 1913 in gebruik geweest. Syn. nachtschot. Zie ook: morgenschot, middagschot, schot.

< >