1. (zn.; de), boom met grote, rozewitte bloemen en geel melksap, meer bekend
als pakoeli (Platonia insignis, Savannemangrofamilie). Geel hart groeit op hooge landen, dragende eene geelachtige, groene vrucht, zoo groot als een kleine advocaat-appel, bij de Negers bekend onder den naam Paijkoeri, maakt zware stammen met eene donkerbruine, gestreepte schors, uit welke bij de afschelling een geel vocht loopt ( ) (Teenstra 1835 I: 361).
2. (zn; de), hout van deze boom. Dat huis met die schuine gevel aan de Tapanahonystraat? Puur bruinhart, jonge! Wel, in wil groen hart, geel hart, bruin hart, alles in me architektuur (Cairo 1977: 217).
3. (bn.), gemaakt van geelhart (2).
- Etym.: Het kernhout is geelbruin. Oudste vindpl. van 1 en 2 Teenstra (cit).