Bast
m. (-en), 1. (plantk.) laag die de schors van het hout scheidt, ook als stofnaam : een touw van bast; in het dagelijks gebruik ook : schors (met inbegrip van de bast of niet); 2. (vero.) (aan vruchten) schil, peul, dop ; 3. (jag.) de behaarde huid om ’t jonge gewei; 4. (plat) huid, en bij uitbr. : buik, pens, lichaam : zijn...