(de, -s),
1. dagsluiting met een christelijk karakter in een ziekenhuis.
2. huisdienst in de avonduren ter gelegenheid van iets feestelijks. Iedereen [op het gouden bruiloftsfeest] wacht op de dominee. Die kwam bijna een uur te laat, maar bood netjes zijn excuses aan. Hij heeft een avondzegen gehouden van tien minuten. Er is gebeden, gezongen met begeleiding van een bazuin koor (WS 22-5-1982).
- Etym.: AN a. = zegen die men iemand geeft bij het naar bed gaan. Opm.: Bij bet. 2 gaat om een sinds kort bestaand verschijnsel, i.t.t. morgenzegen (2).Zie ook: ochtendzegen, middagzegen, kerk houden.