Met zes vleugels uitgeruste geest, in de onmiddellijke nabijheid van Gods troon; engel van de hoogste rang.
In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge én verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij. En de een riep de ander toe: Heilig, heilig, heilig is de HERE der heerscharen (Jes. 6:1-3).
Vgl. Jes. 6:6.
Opm.: het Hebr. meerv. serafim, van seraf, (Gr. Serafein). In het Nederlands opgevat als enkelvoud, dus zo ontstond de ‘dubbele’ meervoudsvorm serafijnen. Op dezelfde wijze ontstond cherubijnen, van cherub (zie aldaar).