de lichtglans, de luister die God omgeeft. Van Stefanus wordt gezegd:
Maar hij, vol van de heilige Geest, sloeg de ogen ten hemel en zag de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods (Hand. 7:55).
Vgl. Luc. 2:9, 9:32, Heb. 1:3 en Op. 21: 23.
pracht en praal, rijkdom, luisterrijke staat.
Uit de geschiedenis van de verzoeking in de woestijn: Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, en zeide tot Hem: Dit alles zal ik u geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt (Mat. 4:8-9).
Vgl. Est. 1:4, Ps. 145:11 en Dan. 4:36.
toestand van hoogste hemelse volmaaktheid. Uit het onzevader:
Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen (Mat. 6:13). Vgl. ook o.m. Jes. 24:16, Ez. 3:12 en 1 Tess. 2:12.
toestand van gelukzaligheid.
Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid (1 Tim. 3:16).
Vgl. Luc. 24:26, 1 Kor. 15:43 en Heb. 2:9.