Op de geest of het goddelijk beginsel van het christendom betrekking hebbend; van het goddelijk beginsel van het christendom doordrongen.
Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God (Kol. 1:9-10). ...een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is. Maar de geestelijke mens beoordeelt alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld (1 Kor. 2:14-15).
Vgl. Rom. 7:14, Gal. 6:1 en Ef. 1:3.