Zich gedragen, leven.
Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen (Ps. 1:1). Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God (Mi. 6:8).
Vgl. Ps. 78:10, Spr. 20:7, Dan. 9:10 en Ef. 5:2.