Een toestand waarbij velen door elkaar praten en men elkaar niet meer verstaat. De inwoners van Babel, de hoofdstad van het Chaldeeuwse rijk, werden door God voor hun hoogmoed gestraft toen ze een toren wilden bouwen die tot aan de hemel reikte. Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan. Zo verstrooide de HERE hen vandaar over de gehele aarde (Gen. 11:7-8).
Met het bovenstaande in verband staan nog: een toren van Babel bouwen, beginnen met een groots karwei dat evenwel niet te volbrengen is, zo hoog als de toren van Babel, zeer hoog, een Babel, een verwarde toestand.
Met het moderne Babel of het moderne Babylon bedoelt men een wereldstad (bijv. Parijs), bekend om haar weelde en verderf. In het NT wordt met ‘het grote Babylon’ wel Rome bedoeld.
En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een geheimenis: het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde (Op. 17:5).
Vgl. 1 Petr. 5:13, Op. 14:8 en 16:19.