(Gr. = verstrooiing). Gebruikelijke naam voor het buiten Palestina verspreid wonen van de joden, oorspronkelijk sinds de (Babylonische) ballingschap. Van de koning van Babel lezen wij:
Hij voerde geheel Jeruzalem, al de vorsten en al de weerbare mannen tienduizend in ballingschap, ook al de handwerkslieden en de smeden; niemand werd overgelaten behalve de armen van het volk des lands (2 Kon. 24:14).
Vgl. 2 Kron. 24:15-17 en 25:11 e.v.