In hoogst eigen persoon
Hoogdravende omschrijving van: ik (hij) was het zelfHij is aardig gevaren
Hij heeft vreemde dingen meegemaaktDe goedheid in persoon zijn
Een en al goedheid zijn, geen kwaad haar hebben, doodgoed zijnEen stuivertje kan aardig rollen
Men weet nooit waar iemand nog terecht kan komenHij is de gierigheid in persoon
Hij is zeer gierigEen aardig apothekertje dat aardig is, maakt van een stuiver een gulden dat
Een kleine apothekerEen aardig span voor een bokkewagen
Vaak gezegd van een verloofd paartjeHij kan aardig uit de dop komen
Hij weet zijn zegje goed te doenDaar zit pit in. Dat is een flink persoon
De ‘pit’ is de kern van een vrucht, en zo neemt men de kern ook overdrachtelijk voor iemand die ‘kernachtig’, die flink isZijn gatje er aardig (warm, netjes) ingedraaid hebben
Geboft hebben, een goede betrekking hebben gekregen, een goede positie hebben veroverd. De uitdrukking doelt letterlijk op de omstandigheid, dat men zich in een bekrompen ruimte (een bijna volle bank ...Lees meer