(racistisch) niet-Europeaan die gekleed gaat in een wijd afhangend gewaad; meestal van toepassing op een Arabier. Een soepjurk is een spotnaam voor een lange jas.
Propria Cures constateert verheugd dat dankzij het kleurrijk taalgebruik van Saddam Hoessein het uitschelden van de tegenstander weer in ere is hersteld. Live vanuit Leiden, afstandsbediening in de hand, voert de PC-verslaggever het verbale front aan: ‘Kameleneukers! Druipsnorren! Soepjurken!Stinkarabieren! Stik in je zand. Mogen al jullie pijpleidingen verstoppen!’ (Het Parool, 26/01/1991)
In mijn omgeving hoor ik al veel langer praten over achterlijke mohammedanen, kut-Marokkanen, soepjurken, theemutsen en geitenneukers. (Het Parool, 04/04/2002)
Jimi Mistry. En wie mag dat wel zijn? De goeroe in The Guru. Zo’n soepjurk die kuisheid en ascese predikt? (Nieuwe Revu, 02/10/2002)