(Amsterdam) sufferd. Een soepjas is volgens Van Dale ‘een lange, slobberige jas’.
Wellicht werd de drager van zo’n jas, vanwege het lullige voorkomen, als een lummel aanzien. Dit scheldwoord werd reeds opgetekend in 1955 (G.P.
Smis, Het nieuwe Spionnetje: Onder de schaduw van de Westertoren: Roman uit de Jordaan). Het wordt verder nog vermeld door Berns & Van den Braak Vgl. hangjas, mafjas.We soesden, we suften en nu en dan gaf Hein Soepjas een formidabelen klap op een van de houten schoolbanken... (Het Vaderland, 07/02/1923)
Hé! Soepjas! Kom terug! (W.F. Hermans, De donkere kamer van Damokles, 1958)