Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

geurmaker

betekenis & definitie

bluffer; pronker; modegek. Eigenlijk: iemand die veel parfum gebruikt.

Geur komt in de zeventiende eeuw ook vaak voor in de betekenis van ‘kuur, gril, dwaze grap’. Zo kende men de uitdrukking geuren maken.

Als scheldwoord is geurmaker wellicht ontstaan in de soldatentaal. Geuren met iets betekent ‘bluffen, pronken’.

Officieren geuren met de lange sabel. Soldaten geuren als zij de muts scheef op hebben.

Hier moeten we geuren opvatten als: welriekende geuren verspreiden. Een artillerist of een cavalerist die met zijn sabel kletterde en drukte maakte, noemde men in de negentiende eeuw een geurlat.

Destijds gebruikte men in soldatenkringen ook de uitdrukking hij loopt met een los geurtje wanneer iemand heel deftig liep.Vanuit de kazerne werd het woord in de algemene taal geïntroduceerd.... de niet onvermakelijke speech van dien grootsten ‘geurmaker’ van het geheele ruime plein... (De Groene Amsterdammer, 05/01/1890)

Zulk een ridder zonder vrees of blaam, zulk een Gasconsche geurmaker, terzelfder tijd stoutmoedig, terzelfder tijd de hoffelijkheid zelf, terzelfder tijd zoo uiterst amoureus... (Het Vaderland, 11/09/1926)

Mot je ze zien toddere om d’r tros in te hale... Gadzamme, wat een zeilschip! De geurmakers in aftocht! (Willem van Iependaal, Lord Zeepsop, 1937)

< >