Wat is de betekenis van geurmaker?

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

geurmaker

(19e eeuw) (inf.) bluffer; pronker; modegek. Eigenlijk: iemand die veel parfum gebruikt. ‘Geur’ komt in de zeventiende eeuw ook vaak voor in de betekenis van ‘kuur, gril, dwaze grap’. Zo kende men de uitdrukking ‘geuren maken’. Als scheldwoord is ‘geurmaker’ wellicht ontstaan in de soldatentaal. &...

2025-07-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

geurmaker

bluffer; pronker; modegek. Eigenlijk: iemand die veel parfum gebruikt. Geur komt in de zeventiende eeuw ook vaak voor in de betekenis van ‘kuur, gril, dwaze grap’. Zo kende men de uitdrukking geuren maken. Als scheldwoord is geurmaker wellicht ontstaan in de soldatentaal. Geuren met iets betekent ‘bluffen, pronken’. Offici...

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

geurmaker

m. -s (windmaker, opschepper, pocher; branimaker).

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

geurmaker

('geur) m. (-s; -tje) pronker, pocher, opschepper, windmaker : kan je met zo een omgaan?

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

geurmaker

m. (-s), braniemaker, opschepper, iemand die altijd met iets wil geuren.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Geurmaker

GEURMAKER, m. (-s), branimaker, opschepper, iem. die altijd met iets wil geuren ‘t is zoo’n geurmaker. GEURMAKERTJE, o. (-s).