geurmaker
(19e eeuw) (inf.) bluffer; pronker; modegek. Eigenlijk: iemand die veel parfum gebruikt. ‘Geur’ komt in de zeventiende eeuw ook vaak voor in de betekenis van ‘kuur, gril, dwaze grap’. Zo kende men de uitdrukking ‘geuren maken’. Als scheldwoord is ‘geurmaker’ wellicht ontstaan in de soldatentaal. &...