Dat wat er oorspronkelijk tegen een steen des aanstoots stootte, was ... iemands voet. Aanstoot betekende ‘het tegen iets aanstoten’. De steen waartegen men zijn voet stoot, is in de Bijbel een metafoor voor een bron van ergernis. De uitdrukking komt onder meer voor in 1 Petrus 2, vers 7: ‘U dan, die gelooft, is hij dierbaar; maar den ongehoorzamen wordt gezegd: de steen, die de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis’. Een verwante metafoor is de hier genoemde rots der ergernis, die ook te vinden is in Romeinen 9, vers 33: ‘een steen des aanstoots en een rots der ergernis’. Het woord aanstoot kon nog in de zeventiende eeuw in zijn letterlijke betekenis gebruikt worden. Vondel schrijft in het gedicht ‘Zeemagazijn’ over de middelen die mens, dier en plant hebben om zich te verdedigen tegen hun omgeving:
[...] Zoo beschermen
De menschen zich, met behulp van handen en van armen,
Voor aenstoot, vier [= vuur] en vloet’.