Je zegt bijvoorbeeld: ‘Het applaus, de aanmerkingen waren niet van de lucht’ (d.w.z. er werd voortdurend geapplaudisseerd enz.). Maar over welke lucht gaat het? In oorsprong sloeg de uitdrukking vooral op onweer, donder en bliksem die zich aan de hemelkoepel manifesteerden. In het Zaanse dialect zegt men volgens lexicograaf G. J. Boekenoogen (1897): ‘Et licht [= weerlicht] komt niet van de lucht’, d.w.z.: het bliksemt onophoudelijk. De figuurlijke betekenis dateert waarschijnlijk pas uit het laatste kwart van de negentiende eeuw, maar ook daar domineerde aanvankelijk het onweer - in figuurlijke zin dan. Zo noteerde Frederik van Eeden in 1890: ‘Ik kan wel zeggen dat na dien dag [waarop de Max Havelaar verscheen], in de Hollandsche letterkundige wereld het onweer niet van de lucht geweest is.’
Tegenwoordig kunnen we, zoals gezegd, de uitdrukking op van alles toepassen: de lofprijzingen, de kritiek, de verrassingen zijn niet van de lucht.