Ook in IEMAND HOU EN TROUW ZIJN vinden we twee rijmende synoniemen. De zegswijze houdt in dat je iemand volstrtekt trouw bent.
Hou betekent hier ‘toegedaan, toegewijd’. Het woord hou is de Nederlandse tegenhanger van het Duitse hold: de oudste Nederlandse vormen bevatten trouwens, net als het Duits, een /: holt, hold. De uitdrukking is perfect van vorm: hij rijmt en is ritmisch volmaakt. Maar er zijn wel vele eeuwen overheen gegaan voor het zo ver was. In de Middeleeuwen zei men meestal hou ende getrou, wat ritmisch minder mooi is.
In de zestiende eeuw was het ritme wel goed, maar liet het rijm verstek gaan: trou ende holt. De uitdrukking had zich toen nog lang niet uitgekristalliseerd: er was ook een versie holt ende trou — zonder rijmtechnische en ritmische kwaliteiten. De enige vorm die wij nog kennen, vinden we voor het eerst bij de zeventiende-eeuwse dichter Revius: ‘Den Prins hou en trou’.