Dit betekent: grote ontevredenheid. Degene die deze woorden in de mond nam was Jezus Christus. Hij had zojuist de knecht van een Romeinse centurio van een ziekte genezen, nadat de officier Christus zijn onvoorwaardelijke geloof in diens genezend vermogen had betuigd. Daarna zegt Christus (volgens Matteüs 8:12): ‘Doch ik zeg u, dat velen zullen komen van Oosten en Westen, en zullen met Abraham, en Izak, en Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen. En de kinderen des koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis, aldaar zal weening zijn, en knersing der tanden.’
Met de ‘buitenste duisternis’, waar het geween en tandengeknars gehoord wordt, wordt niet, zoals vaak gedacht, de hel bedoeld. De evangelist Matteüs heeft alleen willen zeggen dat het niet-gelovige deel van het joodse volk zou worden ‘uitgeworpen’, outcast zou worden.
Evenmin wordt met het ‘Koninkrijk der hemelen’ Gods koninkrijk in de hemel bedoeld. Theologen nemen aan dat dat koninkrijk hier ‘koningschap’ betekent, en dat hemelen een, in die tijd heel gebruikelijke, eerbiedige joodse omschrijving is van ‘God’. Conclusie: het gaat niet over de hemel in de zin van het hiernamaals.
Tegenwoordig is de uitdrukking synoniem met ‘grote frustratie’. Toen het Frans Hals-museum in 1997 hoorde dat een bepaald schilderij te duur bleek om aan te kopen, reageerde het ‘met geween en gekners van tanden’ (de Volkskrant).