Dit betekent de eer krijgen die een ander verdiend heeft. Het woord strijken betekende hier ‘weggaan.’ De oorspronkelijke betekenis (die in de hedendaagse taal trouwens nog altijd bestaat) was ‘ergens vlak langs gaan’ (‘hij streek met zijn hand over zijn wang’). Die betekenis vervaagde tot ‘gaan’; zo schreef Bredero:
Nu mach [= kan] ick eens gaen strijcken
nae ’t raempoortjens-steyger.
De volgende ontwikkeling was, dat er altijd een bepaling met met bij moet: gaan strijken met de eer, met een beloning enzovoort.