De benaming Eeuwige Stad - voor Rome - dateert al uit de Oudheid. Waarschijnlijk had de term een bepaalde magische functie, hij legde als het ware beslag op de toekomst (‘Rome zal nooit ten onder gaan’). In dat opzicht lijkt de Eeuwige Stad op het ‘duizendjarig rijk’, de aanduiding voor nazi-Duitsland. Het verschil tussen de twee is trouwens evenzeer opvallend: het duizendjarig rijk heeft maar twaalf jaar bestaan, Rome bestaat al heel wat meer dan duizend jaar. De aanduiding Eeuwige Stad komt, voorzover bekend, voor het eerst voor bij Ovidius (43 v. Chr. - ca. 18 n. Chr.). De dichter schrijft in zijn boek Fasti (Feestdagen) over de oerfase van het ommuurde Rome. De stichter van de stad, Romulus, vraagt de god Mars toestemming om de eerste maand van het Romeinse kalenderjaar - de maand maart - naar hem te vernoemen.
Het was alreeds een stad, die ’t volk door wetten dwong,
Wat kort te voren was bosschage en woeste streken;
Toen de bouwheer van deze eeuwige stad, Romulus, aldus begon te spreken [enz.]