Een prinses op de erwt noem je iemand die slecht tegen kritiek kan of licht prikkelbaar is. De uitdrukking komt uit een sprookje van Hans Christian Andersen, uit 1835. Een prins is desperaat op zoek naar een echte prinses en heeft al de hele wereld afgereisd om haar te vinden. Zonder resultaat: hij wist nooit zeker of het wel een echte prinses was. Op een avond dient zich bij het paleis een vrouw aan die zich met enige nadruk ‘een echte prinses’ noemt. De moeder van de prins laat haar binnen, maar is sceptisch gestemd. In de logeerkamer neemt de gastvrouw al het beddengoed van het ledikant en legt er een erwt onder. Daarbovenop legt ze twintig matrassen, en daarop weer twintig bedden van eiderdons.
Maar de volgende ochtend blijkt de prinses toch bar slecht te hebben geslapen. ‘Ik heb op iets hards gelegen, mijn hele lichaam is er bont en blauw van.’ En zo is het bewijs geleverd: hier is de lang gezochte echte prinses.