Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Turkije

betekenis & definitie

(Türiuye Cumhuriyeti), republiek in West-Azië en Zuidoost-Europa, begrensd door Bulgarije, Griekenland, de Egeïsche Zee, de Middellandse Zee, Syrië, Irak, Iran, de USSR en de Zwarte Zee, 779 452 km2, 46,4 mln. inw. Hoofdstad: Ankara.

ECONOMIE

De beroepsbevolking telt 19,5 mln. personen, van wie 51,5 % werkt in de landbouw. Ca. 1 mln. Turken werken in het buitenland, m.n. in de BRD (ca. 650 000). Van het landoppervlak wordt 36 % gebruikt voor de akkerbouw. Turkije was altijd zelfvoorzienend wat betreft granen. Door de leegloop van het platteland en door het verbouwen van exportgewassen, is dat niet meer het geval en moet men graan importeren.

De belangrijkste exportgewassen zijn katoen (455 000 t), suikerbieten (12 mln. t), tabak (180 000 t) en noten (481 000 t); daarnaast zijn ook wijn, rozijnen, groenten en fruit van belang. Turkije is een belangrijk mijnbouwland. M.n. kopererts (1,6 mln. t), chroomerts (1,4 mln. t), zinkerts (34 000 t), ijzererts (1,4 mln. t), steenkool (6,6 mln. t), bruinkool (13 mln. t) en aardolie (3 mln. t) zijn belangrijk.

CULTUUR

FILM. Turkije bezit al lang een vrij bloeiende filmindustrie, die ca. 1960 een hoogtepunt bereikte toen jaarlijks zo’n 300 films werden uitgebracht. In het begin van de jaren tachtig bedroeg dit aantal nog steeds ca. 100. Een derde daarvan kan worden gerekend tot de seksfilms; de rest bestaat hoofdzakelijk uit banale muzikale komedies en melodrama’s. De filmindustrie krijgt zeer weinig staatssteun en een strenge politieke censuur controleert de scenario’s vóór en na de opnamen. De interessantste films zou men kunnen bestempelen als sterk sociaal getinte werken in de trant van de neorealisten.

De bekendste cineast is de gewezen filmster Yilmaz Güney, die vanaf 1968 films maakte die hem ernstige politieke moeilijkheden bezorgden. Jarenlang zat hij in de gevangenis, van waaruit hij de verfilming van zijn scenario’s leidde, terwijl de feitelijke realisatie berustte bij vrienden van hem, zoals Zeki Okten {De kudde, 1979) en Şerif Gören (Yol, 1982). Güney vluchtte in 1982 uit Turkije en draaide in Frankrijk Le mur (1983). Tot de regisseurs die beïnvloed werden door zijn filmstijl behoren Omar Kavur {Joesoef en Kenan, 1979) en Atif Yilmaz (Het offer, 1979). Bijzonder in de smaak vielen verder Het paard (1981) van Ali Özgentürk, over de armoede in sommige wijken van Istanbul, en twee produkties van Erden Kiral, Op het vruchtbare land (1980) en Een seizoen in Hakkari (1982). Laatstgenoemde film, over een naar een afgelegen bergdorp verbannen onderwijzer, behaalde in 1983 de hoofdprijs op het filmfestival van Berlijn.

POLITIEK

Het in 1980 via een staatsgreep aan de macht gekomen militaire bewind van generaal K.Evren gaf de voorrang aan de bestrijding van het politieke terrorisme en het herstel van de economie. Aanhoudingen, processen, vonnissen en terechtstellingen volgden elkaar in hoog tempo op. Eind 1982 zaten nog 23 000 van de 45 000 sinds de coup gearresteerden in de gevangenis. Tot eind dec. 1982 waren 116 doodstraffen uitgesproken. Door dit harde optreden wist de junta de openbare veiligheid snel te herstellen. De vrijheid van meningsuiting werd sterk beknot. Eind okt. 1981 werden de politieke partijen ontbonden en werd de persvrijheid beknot.

Het militaire bewind trad ook met harde hand op tegen het Koerdische separatisme in Oost-Turkije. In 1983 werden in een massaproces tegen 578 Koerden in Diyarbakir 35 personen ter dood veroordeeld. Hoewel de junta er in geslaagd was het binnenlandse politieke terrorisme de kop in te drukken, lukt dit niet met het Armeense terrorisme. Door middel van bomaanslagen, o.a. op de vliegvelden van Ankara (1982) en Orly (1983), aanslagen op Turkse diplomaten en bezettingen van Turkse ambassades trachtten de Armeniërs internationaal aandacht te krijgen voor de Armeense kwestie.

De junta had al snel na de staatsgreep via de Nationale Vergadering een programma bekend gemaakt voor de terugkeer tot de democratie. Begin juli 1981 werd een Constitutionele Vergadering opgericht, bestaande uit de Nationale Veiligheidsraad (d.w.z. de junta) en 160 burgers die via getrapte verkiezingen gekozen waren. Deze Vergadering moest een nieuwe grondwet, een kieswet en een wet op de politieke partijen opstellen. Bij

het referendum van dec. 1982 werd de nieuwe grondwet goedgekeurd (91,4 % stemde voor). Voor het najaar van 1983 werden parlementsverkiezingen in het vooruitzicht gesteld.

In nov. 1983 werden inderdaad algemene verkiezingen gehouden, maar vrij waren ze nauwelijks. Zowel de deelnemende partijen als de kandidaten moesten de goedkeuring van de junta hebben. Alle vroegere politieke partijen en politieke leiders, zoals de ex-premiers B.Ecevit en S.Demirel, waren uitgesloten. Uiteindelijk namen vier partijen en 672 kandidaten deel. Winnaar van de verkiezingen werd niet de junta-kandidaat, ex-admiraal T.Sünalp, maar de kandidaat van de Moederland Partij, ex-minister T.Özal. Omdat deze de absolute meerderheid behaalde, kon Evren er niet onderuit Özal tot premier te benoemen. De door hem gevoerde liberale economische politiek leidde tot een sterk verminderde inflatie en een verbetering van de export, maar daar stond een sterke daling van de koopkracht van de gemiddelde Turk tegenover.

Kort na de staatsgreep had premier Ülüsü aangekondigd dat Turkije de internationale overeenkomsten en de NAVO trouw zou blijven. Ook beloofde hij goede betrekkingen met de buurlanden. De betrekkingen met Griekenland, dat de staatsgreep positief beoordeelde, verbeterden. Na de onafhankelijkheidsverklaring van Turks-Cyprus in 1983 erkende Turkije als enige land de nieuwe staat. Deze erkenning bracht weer een verkoeling in de Turks-Griekse relaties. Na de staatsgreep bekoelden de betrekkingen met de Europese bondgenoten.

De Europese Commissie uitte meermalen haar bezorgdheid over de schendingen van de mensenrechten en de martelingen in Turkije. De EG blokkeerde eind 1981 een financiële hulp van $ 650 mln. en in 1982 nog eens $ 500 mln. De OESO en de Westeuropese en Amerikaanse banken bleven echter financiële steun bieden. De teruggekeerde rust in Turkije blijkt buitenlandse investeerders aan te trekken (1981

$ 337,5 mln.). In mrt. 1983 werd een IMF-lening van $ 1,6 mrd. die in juni zou vervallen, met een jaar verlengd.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 25.3.1984 behaalde de Moederlandpartij van premier Özal met 41,5 % van de stemmen een ruime overwinning. De twee oppositiepartijen in het parlement, de gematigd sociaal-democratische Populistische Partij en de rechtse Nationalistische Democratie, kregen resp. 8,8 en 7 %. De meer uitgesproken sociaal-democratische SODEP en de conservatieve Partij van de Juiste Weg deden met resp. 23,5 % en 13,5 % van de stemmen hun intrede op het politieke toneel.

LITT. W.Hale, The politica] and economie development of modern Turkey (1981); D.B.Sezer, Turkey’s security policies (1981); W.Weiker, The modernization of Turkey (1981); Y.Ternon, La cause arménienne (1983); M.N.Uca, Worker’s participation and self-management in Turkey (1983); F.Tachan, Turkey (1984).

< >