(Al-Dzjoemhoeria Attoenoesia), republiek in Noord-Afrika, begrensd door Algerije, Libië en de Middellandse Zee, 164 150 km2, 6,51 mln. inw. Hoofdstad: Tunis.
ECONOMIE
De bevolking neemt per jaar gemiddeld met 2,2 % in aantal toe; 52 % is verstedelijkt. De beroepsbevolking telt 1,53 mln. personen, van wie 41 % werkzaam is in de landbouw. Van de bodem wordt 27 % gebruikt voor de akkerbouw, van de 4,41 mln. ha wordt 163000 ha bevloeid. Belangrijke gewassen zijn olijven (410 000 t), druiven (die 63 000 t wijn leveren) en fruit (474 000 t). De veestapel telt 4,5 mln. schapen, 800 000 geiten, 600 000 runderen, 276 000 ezels en muildieren en 173 000 kamelen.
De mijnbouw is voor Tunesië, hoewel de produktie op wereldschaal gezien bescheiden blijft, zeer belangrijk. Zo werd er in 1981 5,7 mln. t aardolie geproduceerd en 338 mln.m3 aardgas. Deze produktie zorgde voor 40 % van de totale exportwaarde. Fosfaat (4,9 mln. t) bezorgt Tunesië op de wereldranglijst de vierde plaats. Deze grondstof voor kunstmest vertegenwoordigt 15 % van de exportwaarde. Daarnaast produceert de mijnbouw lood, zink en zilver, terwijl uit zeewater zout wordt geproduceerd.
Ondanks al deze activiteiten is de handelsbalans van het land nog steeds negatief. Daarom is het gunstig dat het land meer in de belangstelling komt te staan van het internationale toerisme. In 1981 bezochten 2,2 mln. toeristen het land.
POLITIEK
Op een buitengewoon congres van de nationalistische partij (PSD) in april 1981 verklaarde president H.Bourguiba zich bereid tot de invoering van een meerpartijensysteem. De onder huisarrest staande vakbondsleider H.Asjoer werd in dec. weer voorzitter van de vakcentrale en in juli was de communistische partij PCT gelegaliseerd. De PCT nam samen met de Mouvement de l’Unité populaire (MUP) en de MTDS deel aan de wetgevende verkiezingen van nov. 1981. Alle zetels gingen echter naar het Nationaal Front van de PSD en de vakcentrale Union générale des Travailleurs tunisiens (UGTT). De oppositie gewaagde van fraude. Daarna maakten de 20 UGTT-afgevaardigden wel gebruik van hun positie om kritiek op de regering uit te oefenen.
Eind dec. 1983 braken in het zuiden van Tunesië rellen uit nadat Bourguiba een verdubbeling van de broodprijs had aangekondigd. De rellen verbreidden zich over het hele land en begin 1984 moest Bourguiba de prijsverhoging ongedaan maken.
De verhoudingen met Libië verbeterden na een bezoek van de Libische leider Kadhafi aan Bourguiba op 24.1.1982. Tussen beide staten werd een akkoord gesloten voor nauwe samenwerking op sociaal en economisch gebied. In jan. 1983 werd, na een bezoek van verscheidene dagen van de Algerijnse minister van Binnenlandse Zaken, beslist dat Algerije en Tunesië cultureel en economisch zouden samenwerken en hun buitenlandse politiek zouden coördineren. Op 18.3.1983 bracht ook de Algerijnse president B.Sjadli een bezoek, waarna een vriendschapsverdrag werd gesloten.