Wespen - Vespidae, een familie der Vliesvleugelige insecten, met sterk „getailleerd” lichaam en in het bezit van een angel. Kunnen alléén leven (solitaire w.) of in staten (sociale w.). Bijna steeds is de kleur zwart en geel, somtijds ten deele roodbruin. Van graafw., bladw., enz. zijn zij terstond te herkennen, doordat de voorvleugels in rust éénmaal overlangs geplooid zijn. De solitaire w. maken meestal een meercellig nest in gangen, die zij in den grond graven, of in holten ; ook bouwen zij wel vrije nesten van leem of zand.
De larven worden met insecten gevoederd. — Bij een staat der sociale w„ die niet langer dan f jaar bestaat, vindt men slechts 1 koningin, de eenige vruchtbare vrouwelijke wesp, die den staat sticht; deze bevat verder een aantal — soms eenige duizenden — van werksters (onvruchtbare wijfjes). In het najaar worden uit de poppen ook mannetjes en vruchtbare wijfjes geboren ; zij verlaten het nest en paren, waarna de mannetjes afsterven; de bevruchte wijfjes — koninginnen — verstoppen zich en overwinteren in verdoofden toestand, om in het voorjaar te ontwaken. Dan begint ieder wijfje een nest te bouwen met een raat van 7 cellen, in ieder van welke een ei gelegd wordt; daarna gaat zij voort met bouwen en eieren leggen en de uit deze komende larven te voeden. Eén maand na aanleg van het nest komen de 7 eerste poppen uit, alle werksters ; deze nemen het werk van de koningin over en de laatste houdt zich uitsluitend bezig met het leggen van eieren. De nesten hangen aan steeltjes ; de raten zijn evenwijdig aan elkander, horizontaal; de cellen zijn met de open zijde naar beneden gericht.
Rondom de raten wordt een omhulsel gemaakt. Het materiaal der nesten bestaat uit gekauwd hout of uit uitgeplozen bastvezels. De larven worden met insecten gevoederd, die door de werksters, gegrepen en van pooten en vleugels beroofd zijn. — Indien werksters krachtig gevoed worden, kunnen zij eieren gaan leggen (zonder te paren), uit welke steeds mannetjes komen. Evenals bij de mieren, kunnen ook in wespenstaten wespengasten voorkomen ; zie MIERENGASTEN. De meest bekende wesp is de hoornaar.