Mierengasten, - dieren, levende in mierennesten, voornamelijk behoorende tot de kevers. Zoo kunnen in de kegelvormige nesten van onze gewone roode boschmier, Formica rufa, meer dan 100 soorten van dergelijke gasten leven. Sommige dezer gasten, zoools de larven van de gouden tor en soorten van pissebedden vinden in deze nesten eenvoudig een onderdak en leven daar van afval. Maar andere staan in min of meer samengestelde verhouding tot de mieren.
Het zijn vooral soorten van Kortschildkevers, die dit eigenaardige verschijnsel vertoonen; de meeste m. of myrmecophiele insecten behooren tot deze groep. Sommige soorten worden door de mieren als gasten alleen geduld; zij leven van mierenpoppen en doode mieren; merkwaardig is, dat dergelijke gasten vaak bij zeer bepaalde mierensoorten gevonden worden. Andere leven wel in de nesten, maar worden door de mieren als indringsters beschouwd en vervolgd; zij verslinden levende mieren, maar worden zelf door de mieren gegeten. Een meer intieme verhouding kan optreden, waarbij de mieren de kevers voeden; in ruil hiervoor likken zij het vocht op, dat op het achterlijf der kevers wordt afgescheiden en waarop zij zeer verlekkerd blijken te zijn. Nog verder gaat de intimiteit, wanneer de mieren de larven der kevers grootbrengen, hoewel zulke larven miereneieren kunnen eten.
Het meest samengesteld wordt de verhouding, wanneer de keverlarven en de keverimagines bij twee verschillende mierensoorten leven, b.v. de kortschildkever Atemeles. De imagines dezer dieren leven van den nazomer tot den herfst in de nesten van de mierensoort Myrmica en worden door de mieren gevoed. Zij paren in het voorjaar en verlaten daarna de Myrmicanesten om nesten op te zoeken van de boschmier (Formica). Hierin worden de eieren gelegd; de uit deze komende larven worden, hoewel zij miereneieren en -poppen eten, ook door de mieren gevoed. De verdere ontwikkeling vindt in de Formica-nesten plaats; de imagines komen in September te voorschijn en zoeken weder nesten van Myrmica op. —_Litteratuur: vooral de talrijke werken van pater E. Wasmann, o. a. Beiträge zur Lebensweise der Gattungen Atemeies und Lomechusa (den Haag 1888); Vergleichende Studien über Ameisen und Termitengäste (den Haag 1880); Kritisches Verzeichnis der myrmekophilen und termitophilen Arthropoden (Berlijn 1894) en Les Myrmicophiles et Termitophiles (Leiden 1896).