Waterglas - in chemischen zin silicaten van natrium (natron-w.) en kalium (kali-w.) zonder vaste samenstelling, bereid door samensmelting van soda, sulfaat of potasch met zand (en in het geval van sulfaat, houtskool of cokes) in ovens, die ongeveer den vorm en constructie hebben der glasovens. Het ontstane smeltproduct wordt continu of discontinu afgelaten in ijzeren wagentjes en stolt daarin tot een groene of bruine glasachtige massa; vandaar de naam. Van het werkelijke glas onderscheidt het zich door de afwezigheid van calciumoxyde of daarmee gelijkwaardige andere tweewaardige metaaloxyden. Dientengevolge is het niet bestand tegen de inwerking van water, waarin het op den duur volledig oplost.
De zoo verkregen oplossing, technisch bereid door uitloogen met warm water onder eenige atmospheren druk in autoclaven, vormt een dikke, geelachtige, strooperige vloeistof (gehalte ± 40%) en heeft de belangrijke eigenschap door verdamping op zichzelf reeds, doch veel sneller door de inwerking van het koolzuur uit de lucht, over te gaan in een harde, glasachtige massa, die bestaat uit een mengsel van w. en amorf kiezelzuur. Op grond van deze eigenschap wordt een verdunde oplossing van w. zeer veel in de techniek toegepast als kit, als plakmiddel (o. a. voor stroocartonvellen), als bindmiddel voor waterverven (zie o. a. STEREOCHROMIE), als impregneervloeistof voor het onbrandbaar maken van weefsels, en voor het conserveeren van eieren. Ons land bezit één w.-fabriek te Winschoten.