Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Voogdij-hypotheek

betekenis & definitie

Voogdij-hypotheek - Alle voogden, met uitzondering van met voogdij belaste vereenigingen, enz. moeten, tot zekerheid van hun beheer, hypotheek geven tot beloop eener aan dat beheer geëvenredigde geldsom (art. 390 B. W.). Is de voogd daartoe niet in staat, zoo zal hij het zoodra mogelijk moeten doen. De kantonrechter zal inmiddels met andere zekerheid genoegen kunnen nemen (art. 392 B. W.). Bij merkelijke toeneming van de gegoedheid van den minderjarige zal de zekerheid moeten worden vergroot; zij zal kunnen worden verminderd bij achteruitgang dier gegoedheid buiten schuld van den voogd (art. 394 B. W.). Wijziging in hetgeen tot zekerheid strekt is ook mogelijk (art. 397 B. W.). De akten tot het vestigen der inschrijvingen en der doorhalingen van de voogdijhypotheek zijn niet aan rechten van registratie en hypotheek onderworpen, behoudens het salaris van den bewaarder, hetwelk ten laste van den minderjarige valt (art. 399 B. W.). Zie ook artt. 1217 en 1259 vv. B. W.

< >