Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Voogdijraden

betekenis & definitie

Voogdijraden - Deze zijn ingesteld bij de wet van 6 Febr. 1901, Stb. 62, een der Kinderwetten. Hun taak is geregeld in het B. W. (in het bijz. in art. 385b), samenstelling, aantal, ressort en zetel, de wijze waarop zij hun werkkring vervullen, enz. bij K. B. van 15 Juni 1905, Stb. 207, laatstel. gew. 9 Aug. 1913, Stb. 350. Met de voogdij zelf is de voogdijraad niet belast. Wel kan de voorloopige zorg voor den persoon en de goederen van minderjarigen in bepaalde gevallen door rechtbank of officier van justitie aan den v.r. worden toevertrouwd (artt. 269, 374d, 439, 374f, 439a).

Voorts bestaat de taak van den v.r. in het den rechter van advies dienen bij maatregelen in het belang van minderjarigen, zooals bij ontheffing van of ontzetting uit ouderlijke macht (art. 374c), of voogdij (artt. 438a, 440a), herstel in ouderlijke macht of voogdij (artt. 374e, 440b), enz. (artt. 344d, 408b, 413); verder in toezicht houden op met voogdij belaste vereenigingen, gestichten, enz. (art. 421a), in het ontvangen en verrekenen van bijdragen, die na ontzetting of ontheffing door de ouders moeten worden betaald (artt. 374g-k, 440c). Ook kan de voogdijraad het initiatief nemen tot ontheffing of ontzetting van ouders, voogden of toeziende voogden (artt. 374a, 438, 440a), de benoeming uitlokken van een bijzonderen vertegenwoordiger (artt. 344 h, i; zie ook VADERSCHAP) en op verzoek van ouder of voogd de opneming van minderjarigen in een tuchtschool bevorderen (artt. 367, 442). Zie nog art. 20 der wet van 12 Febr. 1901, Stb. 64, gew. 27 Sept. 1909, Stb. 322,

< >