Verwijs - (dr. Eelco), Nederl. taalgeleerde, geb. 1830 te Deventer, overl. 1880 te Arnhem, begon als predikantszoon zijn theologische studie aan het Athenaeum zijner geboorteplaats, doch verwisselde die later met taal en letteren onder prof. De Vries, eerst te Groningen, na 1853 te Leiden. Na zijn promotie in 1857 — op een voor het eerst in Nederlandsch geschreven proefschrift: Jacob van Maerlants Wapene Martyn met de vervolgen, kritisch uitgegeven en toegelicht begon hij als docent aan het Franeker gymnasium, trad in 1862 op als archivaris-bibliothecaris van Friesland tot De Vries hem in 1868 voor mede-redacteur aan het Nederlandsch Woordenboek naar Leiden riep, waaraan hij, evenals sinds 1873 aan het Middelnederlandsch Woordenboek met prof. Verdam, tot zijn dood onder gedurig borstlijden met stalen ijver arbeidde.
Na het genoemde proefschrift verschenen van zijn hand o. a. Bloemlezing van Middelnederlandsche dichters (4 dln. 1858—67, het laatst herzien, 1915, door dr. F. A. Stoett); Dit sijn X goede baerden (1860); Nederlandsche klassieken (7 nos. 1863— 69); Spiegel Historiael (3 dl. met De Vries, 1863); Der Naturen Bloeme (1878); Maerlant's Strophische Gedichten (1879—80); Van enen Manne, die gheerne mollen vercoopt, ene goede boerde (1878). V. was een der redacteuren van „Taai- en Letterbode” (1870—75) en van „Taalkundige Bijdragen” (1877—79). Sinds 1857 was hij lid van de Mij. der Nederlandsche Letterkunde, aan welke hij zijn kostbare boekerij heeft vermaakt.