Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Verwey

betekenis & definitie

Verwey - (Albert), Nederlandsch letterkundige, geboren te Amsterdam in 1865, was één der „Tachtigers” en mede-oprichter en -redacteur van „De Nieuwe Gids”. In 1894 scheidde hij zich met Van Deyssel af en richtten zij het „Tweemaandelijksch Tijdschrift” (later „De XXste Eeuw”) op. In 1904 stichtte hij een geheel eigen tijdschrift „De Beweging”, dat wegens een te kleinen lezerskring in 1919 werd opgeheven. Hij kon zich altijd geheel aan de litteratuur wijden, publiceerde tal van dichtbundels : Persephone en andere Gedichten, Van het leven, Aarde, Dagen en Daden, Uit de lage Landen hij de zee, die in 1911 en ’12 alle zijn opgenomen in de Verzamelde Gedichten, 3 dln.

Hierin zijn ook opgenomen verschillende treurspelen in verzen: Jacoba van Beieren, Johan van Oldenbarneveld, Sarnson, een vertaling van Marlowe’s „Faust”. Zijn critisch werk is verzameld in: De Oude Strijd, Stille Toernooien, Luide Toernooien. Bovendien verscheen een 10-deelig werk met al zijn nog niet verzameld critisch proza : Proza (1921—23). Ook schreef hij verschillende litterair-historische studiën: Gedichten van Jonker Jan van der Noot (1895) ; Een Inleiding tot Vondel, Het Leven van Potgieter (1903); Inleiding tot de nieuwe Nederlandsche Dichtkunst, Hendrick Laurensz Spieghel (1919). Zijn laatste verzenbundel is Goden en Grenzen (1920).

Hij gaf ook nog enkele bloemlezingen uit. — V. is een der sterkste „Tachtigers”, in dien zin, dat hij onafgebroken is blijven schrijven. Hij voelt zich den verdediger van het dichterschap. Als leider der „Beweging” heeft hij een kring jongeren om zich heen gevormd, waartoe o. a. Gutteling, Jan Prins e. a. hoorden. Hij woont, sinds jaren, in Noordwijk aan Zee. Zie over hem Maurits Uyldert, Albert Verwey.

< >