Thiers - (Louis Adolphe), Fransch staatsman en geschiedschrijver, geboren te Marseille in 1797, vestigde zich in 1821 te Parijs, waar hij zich wijdde aan de studie der geschiedenis. Hier schreef hij in de jaren 1823—27 Histoire de la révolution française. Met Amand Carrel en Mignet zette hij op Ie National (1830) en had hij een belangrijk aandeel in de gebeurtenissen van Juli 1830. In Aug. 1830 benoemd tot staatsraad, werd hij drie maanden later onder-staatssecretaris van financiën en kreeg hij zitting in de Chambre des députés.
Na met den val van Laffitte uit de regeering te zijn getreden (Maart 1831), trad hij in Oct. 1832 opnieuw in de regeering, eerst als min. van binn. zaken, daarna als min. van handel en openbare werken (Dec. 1832) en vervolgens weer als min. van binn. zaken (April 1834—Febr. 1836). Van Febr. 1836—Sept. 1836 was hij min.-president en min. van buit. zaken, waarbij hij steeds onder den invloed stond van Talleyrand. Strevende naar de vriendschap van Oostenrijk-Hongarije, onthield T. zich van tusschenbeide te komen in Krakau, toen deze stad door de Oost. en Russen werd bezet (1836). Met Engeland werd onder zijn bestuur de verhouding slechter, doordat T. weigerde te voldoen aan het verlangen van Palmerston om de liberale regeering van Mendizabal te steunen tegen de Carlisten. Zelfs wist hij na den val van dezen staatsman den invloed van Frankrijk in Spanje te vergrooten. Toen evenwel na ’t uitbreken van de revolutie van 1836 in Spanje T. wilde tusschenbeide komen, weigerde Louis Philippe hierin met hem mee te gaan, waarop T. aftrad. In Maart 1840 kreeg hij opnieuw de leiding van het min. van buitenlandsche zaken. Met hem begon Frankrijk weer een imperialistische politiek te voeren.
Met kracht werd de oorlog in Algiers voortgezet; in Spanje trachtte Th. den Franschen invloed te versterken, terwijl hij, door steun te verleenen aan Mehemet Ali van Egypte, dezen aan zich trachtte te binden. In Spanje leed hij echter échec, doordat koningin Maria Christina genoodzaakt was afstand te doen van de regeering, waarop in haar land de leiding van het bestuur in handen kwam van den Engelschgezinden Espartero. In de politiek ten opzichte van Egypte (zie OOSTERSCHE KWESTIE) moest hij ’t afleggen tegen Palmerston, den Engelschen min. van buitenlandsche zaken. Wanneer Th. ’t dan op oorlog wil laten aankomen, heeft hij hierin niet den steun van Louis Philippe en besluit deze zich van hem te ontdoen. Wanneer de koning weigert een door Th. opgestelde verklaring aan de volksvertegenwoordiging af te leggen, biedt Th. zijn ontslag aan, dat oogenblikkelijk wordt aangenomen. In de volksvertegenwoordiging neemt Th. dan de leiding der oppositie tegen de vredelievende politiek van Guizot. In 1845 begon hij met de publicatie van de Histoire du consulat et de l’empire, eigenlijk een vervolg op de „Histoire de la révolution”. In dit werk geeft hij geen diepen blik op de geschiedenis van ’t tijdperk, dat hij beschrijven wil; wel geeft hij een nauwkeurige beschrijving van verschillende détails.
In 1848, tijdens de Februari-revolutie, kwam Th. weer naar voren. De koning trachtte, door hem tot minister te benoemen, het volk te verzoenen. Th. moest echter den volgenden dag ’t bewind neerleggen. Achtereenvolgens was hij lid der Assemblée constituante en der Assemblée législative, waar hij optrad als woordvoerder der Monarchisten. Na de staatsgreep van Napoleon III moest hij zich terugtrekken en kwam in 1863 opnieuw in het Corps législative, waar hij een der voornaamste leden der oppositie werd. Hij wist de regeering er toe te brengen zich te verklaren tegen de totstandkoming van de Duitsche eenheid en tegen de bezetting van Rome door de Italianen. Na in 1870 in de volksvertegenwoordiging gesproken te hebben tegen een oorlog met Pruisen, werd hij in Sept. 1870, na de nederlaag van Sédan, door het Gouvernement de la Défense nationale met een zending gezonden naar de verschillende hoven, ten einde hun tusschenkomst te verkrijgen. Zijn zending was zonder succes.
Lid van de Assemblée nationale, wordt hij in Febr. 1871 belast met de leiding van ’t Voorloopig Bewind. In deze hoedanigheid leidt hij de onderhandelingen met Bismarck en heeft hij onderwijl te kampen met den opstand te Parijs (zie COMMUNE). Na ’t beëindigen van dezen opstand wordt hem bij de wet-Rivet in Aug. 1871 ’t presidentschap der republiek opgedragen. In deze functie slaagt hij er in, door ’t betalen der oorlogsschatting, de ontruiming van de verschillende Fransche departementen door de Pruisen te verkrijgen (Sept. 1872). In Mei 1873 wordt hij ten val gebracht door de Monarchisten. Met Gambetta neemt hij nu de leiding op zich van de Republikeinsche partij.
Wanneer er in 1875 een conflict komt tusschen Duitschland en Frankrijk, schijnt hij door persoonlijke inmenging van Rusland en Engeland steun te hebben verkregen voor Frankrijk, waardoor Bismarck afziet van plannen tot een oorlog. In 1877 wist hij de republikeinsche partij tot de overwinning te leiden. Kort na de verkiezingen stierf hij in Sept. 1877. — Litt.: J. d’Arcy, Notes inédites sur mons. Thiers (1888); A. Laya, Etudes historiques sur la vie de Th. (1846); C. de Mazads, Cinquante années d’histoire contemporaine (1884); Rémusat, Thiers (1889); J. Simon, Thiers, Guizot, Rémusat (1885). Zijn correspondentie is uitgegeven in de bundels: Occupation et libération du territoire (1903); voorts nog van hem : Notes et souvenirs de 1870 a 1873 (1903).