Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Steno (nikolaus)

betekenis & definitie

Steno (nikolaus) - geb. 1638 te Kopenhagen, overl. 1687 te Schwerin. Studeerde medicijnen, o. a. in Leiden, waar hij zeer bevriend geraakte met Swammerdam, werd lijfarts van den Groothertog van Toskane, 1673 benoemd tot professor in de anatomie te Kopenhagen. Daar hij echter katholiek geworden was, werd hem het leven te K. zóó onaangenaam gemaakt, dat hij na korten tijd naar Florence terugkeerde, om zich vooral aan theologische studiën te wijden.

Later vertoefde hij weder in N.-Duitschland, waar hij overleed. Publiceerde werken over anatomie en theologie; naar hem zijn genoemd de verbindingen tusschen neus- en mondholte, die het tusschenkaakbeen doorboren, de z.g. ductus stenoni (meestal verkeerd ductus stensoni genaamd) en de uitvoergang van de oorspeekselklier, de ductus stenonianus, die ook door hem ontdekt is. Het meest beroemd echter is zijn werk: De Solido intra Solidum naturaliter contento (Florence 1669), waarin uiterst gewichtige onderzoeken over bergkristal worden medegedeeld.

< >