Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Spener (philipp jacob)

betekenis & definitie

Spener (Philipp Jacob), 1635—1705, zoon van aanzienlijke ouders, geb. te Rappoltsweiler in den Opper-Elzas, van jongs met Engelsche Gereformeerde litteratuur bekend, stud. te Straatsburg, later op zijn studiereis een jaar te Genève, waar hij o. a. De Labadie gaarne hoorde ; werd in 1666 pred. te Frankfort a. M., waar hij veel werk maakte van cathechismus-onderwijs en aanving met het houden van huiselijke, stichtelijke samenkomsten, z.g.n. collegia pietatis (1670), waarnaar zijn volgelingen den naam „piëtisten” ontvingen. In 1676 gaf hij een geschrift uit, waarin hij verschillende hervormingen in de kerk bepleitte: pia desideria. Hierin betoogde hij, dat de Christenen boter moeten inzien, dat het Christendom niet bestaat in weten maar in doen ; dat men minder partij-twisten moet houden; dat de theologen meer tot vromen wandel en bijbelstudie moeten opgewekt worden en op den kansel niet geleerd en schitterend moeten spreken, maar eenvoudig en stichtelijk. Dit geschrift wekte groot opzien.

Op vele plaatsen ontstonden zulke stichtelijke gezelschappen, die soms ook weinig waardeerend tegenover de kerk gingen staan. In 1678 wordt het eerste edict tegen de „piëtisten” uitgevaardigd en daarmee begint een geweldige strijd van de orthodoxie tegen deze nieuwe opvattingen. In 1686 gaat Sp. als hofprediker naar Dresden, in 1691 als pred. naar Berlijn, waar hij onvermoeid tot zijn dood heeft gearbeid. Niettegenstaande zijn klachten over veel afval in de kerk, bleef hij deze toch getrouw. Vooral door een uitgebreide briefwisseling stond hij met velen in betrekking en had hij een grooten invloed. De geheele piëtistische beweging is ten nauwste met zijn persoon verbonden. Litt.: Paul Grünberg, Ph. J. Spener (3 Bde., 1893—1906).

< >