Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Schlüter

betekenis & definitie

Schlüter - (Andreas), geb. 1634, gest. 1714 te Berlijn. Duitsch architect en beeldhouwer; uit den Baroktijd. Zijn werk is onder FranschItaliaanschen invloed ontstaan, maar vertoont dat eigenaardige, krachtige, Duitsche temperament, dat het maakt tot een eigen kunst. S. heeft zeer veel tot stand kunnen brengen door de gunst, die hij van den keurvorst Frederik III ondervond.

In Danzig kwam S., na in Poolschen dienst te zijn geweest, als architectleeraar aan de Kunst-Academie te Berlijn en kreeg in 1699 de leiding van den bouw van het Berliner Schloss. Maar meer dan als architect is hij bekend als beeldhouwer. Van een forsche monumentaliteit zijn zijn ruiterstandbeelden, waarvan het beroemdste is het Beeld van den grooten keurvorst aan de Lange Brücke te Berlijn, een machtige compositie, die hem waarschijnlijk geinspireerd werd door den Franschman Girardon, die in dien trant een ruiterstandbeeld voor Lod. XIV ontwierp. Met de meeste fijnheid en sculpturaal begrip zijn voorts de maskers aan het Zeughaus in Berlijn uitgevoerd, die tot de beste werken van S. belmoren. S. viel in 1706 in ongenade wegens den bouw van den Munttoren in Berlijn, die weer moest worden afgebroken. Hij begaf zich toen naar Petersburg, waar hij in 1714 is gestorven. Litt.: o. a. C. Gurlitt, A. Schlüter, Berlin (1891) en voorts in het Handbuch fur Kunstwissenschaft: A. Brinckmann, Barockskulptur.

< >