Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Rod (edouard)

betekenis & definitie

Rod (edouard) - Zwitsersch romanschrijver, werd in 1857 te Nyon (Vaud) geboren en overleed te Grosse in 1910. Hij studeerde te Lausanne (o. a. onder Secréton), te Bonn en te Parijs, promoveerde te Lausanne met een dissertatie Le développement de la légende d'Oedipe (1879) en schreef hetzelfde jaar een lofzang op Zola : A propos de l’Assommoir. Zijn eerste romans zijn zuiver naturalistisch : Palmyre Verlard (1881) ; Cóte à Cóte (1882) ; La femme d'Henry Vaveau (1884); hij leert dan de waarde van concreet werk. In de onrustige jaren, die een omkeer in de Fransche letteren voorafgaan, ontstaan zijn zuiver persoonlijke romans, waarin hij zich zelf zoekt en een levensdoel vindt : La course à la Mort (1885) en Le Sens de la vie (1888) ; hij geeft ook uitdrukking aan zijn moreele en sociale ongerustheid in zijn Etudes sur le XlXe siècle (1888) en, later, in zijn Ideés morales du temps présent (1891).

Uit dien strijd tusschen individu en maatschappij komt hij te voorschijn als romanschrijver met moreele tendenzen ; er is wat van den Zwitser in hem gebleven, al woont hij ook te Parijs, nadat hij gedurende 7 jaar, als opvolger van Max Monnier, vergelijkende litteratuur, daarna Fransche litteratuur, te Genève aan de Universiteit had gegeven. Bijna al zijn romans teekenen den strijd tusschen hartstocht en plicht ; de vrouw is daarin meestal het slachtoffer, de man lijdt evenzeer door de zekerheid van een onmogelijke liefde. Dien geest ademen La sacrifieé (1892) ; La vie privée de Michel Teissier (1893); La seconde vie de M. T. (1894) ; Les Roches blanches (1895) ; Dernier refuge (1896); Le ménage du pasteur Naudié (1898). Een Zwitsersche dorpsgeschiedenis Làhaut (1897) en een zuiver persoonlijk werk Au milieu du Chemin (1900) sluiten deze periode af. Dan komen zijn romans, waarin hij sociale kwesties in verband brengt met vraagstukken van hartstocht en zieleleven : l’Inutile effort (1903); Un vainqueur (1905); l’Indocile (1905) ; reeds had Le silence (1894) daarheen gewezen. In deze reeks komen dan nog L’ombre s’étend sur le Montagne (1907), een van zijn mooiste romans, van zeer persoonlijken aard, l’Incendie (1908), Aloysse Valérien (1908) en les Unis (1909), de laatste wel een der minst geslaagde van zijn boeken, 't Is alles van diepe teederheid, van fijne karakterteekening, van moreele strekking, maar iets langzaam en zwaar geschreven. Over hem : F. Roz, E. R. (1906) en V. Giroud in Les Maîtres de l’Heure, II (1913).

< >