Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Robinson (john)

betekenis & definitie

Robinson (john) - omstr. 1576—1625, Eng. theoloog, geb. in Lincolnshire, stud. te Cambridge, geestelijke in Norwich, verliet omstr. 1604 de Engelsche Staatskerk, om zich te voegen bij de Congregationalisten van Gainsborough-Scrooby. Met hen week hij 1608 uit naar Amsterdam, 1609 naar Leiden. (Zie PILGRIMFATHERS). Met gematigdheid en geleerdheid heeft hij in velerlei geschriften het congregationalisme tegen de aanvallen daarop verdedigd. In Engeland en Amerika wordt hij ook nu nog als „de vader” daarvan geëerd.

Hij was zeer verdraagzaam jegens andersdenkenden, zoodat hij ook niet-Congregationalistische kerken als Christelijke wist te waardeeren. In Nederland heeft hij ook in den strijd tegen Episcopius een woord meegesproken. Zijn zoon is predikant bij de Nederlandsche Gereformeerde kerken geworden. Al zijn Works met een levensbeschrijving zijn in 1851 in drie deelen uitgegeven door R. Ashton. Zie verder de litteratuur bij het art. PILGRIMFATHERS.

< >