Rethel (Alfred), geb. 1819, gest. 1869, Duitsch schilder, een van de laatste romantici. Hij ontving zijn eerste opleiding te Düsseldorf onder Schadow en later werkte hij te Frankfort, waar hij zijn eigen kunstrichting eerst zuiver voelde. Hij keert zich ten slotte tegen de zoetelijkheid der Romantiek en schept historische kunstwerken, waarin hij het heroïsche met voorliefde huldigt, dat een uiting was van zijn zeldzaam heftig en actief temperament. Zoo gaat hij ook in den durf van zijn kras coloriet ver buiten de werkwijze zijner tijdgenooten.
Hij is een navolger in den geest van Dürer en Holbein, die hem ook inspireerden tot zijn houtsneeserie „Der Totentanz”. Zoo is hij de heroïsche figuur van de Romantiek en is hij aanleiding, dat ook in de litteratuur de Middeleeuwen weer herleven (Des Knaben Wunderhorn, herleving der sprookjes, enz.). Als beeldende kunstenaar beheerscht hij den vorm volkomen en blijft zoodoende de leidende figuur voor de geheele generatie en drukt zijn stempel op de Duitsche schilderkunst in de 19de eeuw. Litt.: M. Schmid, A. Rethel (Bielefeld und Leipzig 1898); Heinrich Weizsacker, in Kunst und Künstler (1907) en Josef Ponten, A. Rethel in de Klassiker der Kunst (1910).