Pteris, - geslacht der varens, met 60 soorten, die soms over een zeer groot gebied voorkomen, b.v. P. cretica : tropen en sub-tropen, P. serrulata : Afrika en Azië, doch hier uitsluitend onder glas worden gekweekt. P. aquilina, de Adelaarsvaren (plaat Boschbodem I, fig. 11) wordt nu gerekend tot het geslacht Pteridium, met slechts deze eene soort. Van andere kasvarens is P. te onderscheiden door de beide reeksen vruchthoopjes zonder dekvliesje, langs de kanten der vinblaadjes. Er zijn P. met bont loof, o. a. P. tricolor, P. argyraea (var. van P. biaurita), een drietal variëteiten van P. cretica, enz.
Een opmerkenswaardige variatie, die echter niet tot P. beperkt is, is de vorming van „kammetjes”, n.l. een herhaalde splitsing der bladtopjes, waardoor deze kwastvormig uitgroeien ; een afwijking, die door de sporen kan worden voortgekweekt. Als deze vergroeiing zich niet tot het topje beperkt, doch alle vinblaadjes over hun geheele lengte een gefranjeden rand verkrijgen (o. a. bij P. serrulata var. Childsii), worden geen sporen gevormd en is de eenige manier van voortkweeking : deeling der plant. Tot de meest gekweekte soorten behooren P. cretica, P. serrulata, P. arguta, P. flabellata, P. longifolia, enz.