Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Boschbodem

betekenis & definitie

Boschbodem - Door den invloed van de begroeiing met houtgewassen treden in den bodem veranderingen op, die daaraan een geheel ander, eigen karakter geven. De afgevallen naalden en bladeren gaan, indien ze niet verwijderd worden, in min of meer volledige verrotting over en vormen op den oorspronkelijken grond een humuslaag. Bovendien wordt de bodem beschaduwd en beschut door het kronendak en doorworteld, vaak tot op groote diepte, door de boomwortels, terwijl afgevallen doode takjes en de achtergebleven stobben van gevelde boomen mede het karakter van den boschbodem beinvloeden. De humusvorming en de verdere gevolgen van het aanwezig zijn van bosch, beinvloeden niet alleen wederkeerig de ontwikkeling van het bosch zelf (zie HUMUS), maar hebben ook tot gevolg, dat de plantengroei van den boschbodem een geheel ander karakter draagt; dan van niet beboschten grond. (Zie de gekleurde platen).

In dennenbosschen bedekt gewoonlijk een een dikke moslaag (o. m. Hypnum-soorten en Polytrichum commune) den grond; op lichte plekken, ook in het loofhoutbosch, komen boschbessen (Vaccinium Myrtillus, soms V. Vitis idaea) te voorschijn. Mede is de adelaarsvaren (Pteris aquilma) en een enkele andere varensoort daar niet zeldzaam. In bosschen op vruchtbaren, eenigszins vochtigen bodem worden o. m. soms aangetroffen boschanemonen, klaverzuring (Oxalis Acetosella), vingerhoedskruid (Digitalis purpurea), Lieve vrouwen bedstroo (Asperula odorata), terwijl de slingerplant kamperfoelie (Lonicera Perielymenum) en de klimop (Hedera helix) daar eveneens een geschikten bodem vinden. De verrottende plantenresten, vooral de boomstobben, zijn voorts gunstige ontwikkelingsplaatsen voor een aantal paddestoelensoorten.

< >