Mantegna - (Andrea), geboren 1431 bij Padua, gestorven 1506 te Mantua; schilder en plaatsnijder, een der meest beteekenende schilders van de 15e eeuw in Italië. In 1441 werd hij geadopteerd door F. Squarcione en werd diens leerling, maar meer invloed op zijn ontwikkeling hadden Bellini, Donatello en Lippi. Zijn vroegste werken, het fresco boven het portaal van de Antoniuskerk te Padua, verder de H. Lucas in de Brera te Milaan en de H. Eufemia te Napels, verraden nog Squarcione’s invloed. Maar daarna spreekt de Florentijnsche stijl duidelijker uit zijn werk, in het bijzonder die van Jacopo Bellini, wiens dochter hij huwde.
Omstreeks 1460 trad M. in den dienst van Lodovico Gonzaga, Hertog van Mantua, en mettertijd vestigde hij zich aldaar (1471). In het slot, o. a. in de Camera degli Sposi, schilderde hij voortreffelijke portretten in fresco. Maar zijn kunst leverde hem niet genoeg op, om hem de weelde van het landhuis te veroorloven, dat hij zich thans liet bouwen; hij geraakte in schulden. In 1488 riep Innocentius VIII hem naar Rome, maar de freschi, die hij in de kapel van het Vaticaan schilderde, zijn niet bewaard. In 1490 keerde hij naar Mantua terug en voltooide in dien tijd een zijner voornaamste werken, de beroemde triumph van Caesar, negen ontwerpen in tempera uitgevoerd op doek, bestemd voor de versiering van het theater te Mantua (thans Hampton Court). Onder Lodovico’s opvolger Federigo genoot Mantegna hetzelfde aanzien als voorheen, maar diens zoon Francesco II onttrok hem langzamerhand zijn steun. Ook andere vorsten, o. a. Lorenzo de Medici, en de hertogin van Ferrara gaven hem opdrachten.
Zijn teekentalent was groot, zijn kennis op dit gebied, voornamelijk door het bestudeeren der antieke beeldhouwwerken, degelijk. Zijn stijl heeft daardoor iets monumentaals. Schilderijen van Mantegna bevinden zich niet in ons land, maar b.v. in de Musea te Berlijn, Dresden, Florence, Londen, Milaan, Parijs en Weenen. — Ook als plaatsnijder en graveur neemt M. een bijzondere plaats in onder de meesters van de 15e eeuw. Zijn werk, meestal groot van formaat, vertoont een bewonderenswaardig vrije, groote opvatting. In het geheel worden hem 26 bladen toegeschreven. Litteratuur: C. Yriarte, Mantegna, Sa vie, etc. (Parijs, Rothschild, 1901).