Lonicera - plantengeslacht der Caprifoliaceeën met 150 soorten op het N. halfrond en in de Andes. Het zijn planten met tegenoverstaande meest ongedeelde bladeren en buisvormige tot klokvormige, vaak tweelippige bloemen. Men onderscheidt twee ondergeslachten, nl. Caprifolium (Kamperfoelie) met klimmende stengels en Lonicera (Haagkers), die niet klimt.
1) De kamperfoeliesoorten, met lange, buisvormige bloemen met tweelippigen zoom, zijn geschikt voor begroeiïng van hellingen, rotspartijen, waranda’s, omheiningen en guirlandes. Zij verlangen een humusrijken, zandigen bodem. Het meest aanbevelenswaardig zijn de volgende soorten: gewone kamperfoelie of geiteblad, Lonicera caprifolium, bloeit met welriekende, purperen, van binnen witte of gele bloemen in Mei-Juni. De boschkamperfoelie, L. periclymenum, heeft koraalroode vruchten en in Juni-Augustus reukelooze, purperroode, van binnen geelachtig witte bloemen. De variëteit semperflorens bloeit vanaf Juli tot in den herfst. De pijp- of trompetkamperfoelie, L. sempervirens, onderscheidt zich door reukelooze, granaatroode, van binnen oranjekleurige bloemen met kleinen zoom. — 2) De haagkers-soorten hebben (behalve de laatstgenoemde soort) eivormige bladeren, paarsgewijs aan een gemeenschappelijken steel okselstandig geplaatste, kleine bloemen in Mei-Juni en zwarte of roode vruchten in Aug. Aan te bevelen zijn: L. nigra, (1-1,50 M. hoog, met rose bloemen en blauwzwarte vruchten); L. tatarica (2-4 M. hoog met koraalroode vruchten en rose bloemen); L. xylosteum (2-3 M. hoog, met wit-gele bloemen en koraalroode vruchten); L. Ledebouri (1-1,50 M. hoog, met gele-oranje bloemen en zwartpurperen vruchten); L. Ruprechtiana, (1.50 M. hoog, met wit-gele bloemen en oranje-roode vruchten). Geheel afwijkend is L. spinosa Alberti, een 1,50 M. hooge heester met smal lijnvormige, blauw-grijsgroene bladeren, rose bloemen in Juni, Juli en blauw-groene vruchten en vooral geschikt voor zonnige, rotsachtige hellingen.