Lingua - (Lat. en Ital.) tong, taal. — L. franca, bedorven Italiaansch, dat, ten tijde van de heerschappij der Venetianen en Genueezen in de Levant ontstaan, tusschen de bewoners daarvan en de Europeanen bijna op alle kusten van de Middellandsche Zee als omgangstaal dient. — L. rustica (boerentaal), de Lat.
volkstaal, waaruit de Romaansche talen ontstaan zijn.