Lingga - afd. der res. Riouw en Onderh., bestaande uit een groep van bijna 400 eil.
waarvan de grootste zijn: L., Singkèp, Bakong, S bangka en Tamiang; alle eil. zijn heuvelachtig of bergachtig. Het eil. L. is ± 935 K.M.2 groot en ligt op ± 0° Z.B. en tusschen 104° en 105° O.L. ; de hoogste berg is de Piek van L. of G. Daïk, ± 1200 M. hoog. De zetel van het bestuur was eerst te Daïk of L. gevestigd, waar gedurende de 19de eeuw ook de residentie der sultans van Riouw-L. was ; hij werd later overgebracht naar Tandjoeng Boeton en in 1905 weder verplaatst naar Tandjoeng Toenggar aan de Z.-kust van ’t eil. Selajar tusschen L. en Singkèp gelegen ; deze plaats kreeg den naam Penoeba. De bevolking der afd. bestaat voor ± ⅓ uit Chin. en andere vr. Oosterl., ook vindt men er nog eenige honderdtallen van zeenomaden, die bekend staan onder de namen Orang Laoet, O. Mantang en O. Baroek. Het voornaamste bestaansmiddel der Inl. bevolking is de klapper- en sagoecultuur;
de sagoe wordt in een 5-tal Chin. fabrieken verder bewerkt. Ook gambir- en pepercultuur zijn van beteekenis, vooral voor de Chin. Chineezen zijn ook de eigenaars der z.g. panglongs of houtkapperijen. Zie verder RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN en SINGKÈP.