Liguriërs, - oude volksstam, waarvan de woonplaats zich in historischen tijd uitstrekte over de kuststreek tusschen de Rhône- en de Arnomonding. De schrijvers der Grieksch-Rom. oudheid onderscheiden hen uitdrukkelijk van de Kelten en schilderen hen als een klein, mager, bewegelijk volk, dat in armelijke hutten of in holen leefde. In den loop van den tijd raakte echter hun kultuur onder invloed van de Keltische. Overwegingen van anthropologischen en archaeologischen aard, gesteund door taalkundige argumenten, aan plaatsnamen ontleend (bijv. de naamsovereenkomst tusschen Genua en Genève), hebben tot de hypothese geleid, dat hun woonplaatsen zich oorspronkelijk veel verder hebben uitgestrekt, over geheel Z.O. Frankrijk, in de Po-vlakte tot in Toscane, op Corsica, in het brongebied van Rhône en Rijn.
Verwantschap met eenig ander volk heeft men nog niet kunnen aantoonen. Het schijnt wel zeker te zijn, dat de L. geen Indo-Germanen geweest zijn. De Romeinen, aan wie zij eerst sedert de 6e eeuw nader bekend werden, kenden verschillende Ligurische stammen. Na den 2en Punischen oorlog werden zij geleidelijk door de Rom. onderworpen (2e en Ie eeuw v. C.).